Zoeken

Binnenkort

Open Monumenten Dagen

14 en 15 september Open Monumenten Dagen. Expositie met als thema ‘Migratiestromen in de Achterhoek’, aangevuld met teksten en foto’s over Vordense migranten. Details bij Agenda

 

Sociale media

M000010

Brief van Mina Eggink-Eskes
Beschrijving

GEGEVENS BETREFFENDE DE BRIEFSCHRIJFSTER MINA GERHARDA EGGINK- ESKES

De vader en grootouders van Mina Gerharda Eskes wonen in 1829 nog op het Langkamp in Delden, gemeente Vorden, huisnummer 95 (oud 79). Grootouders zijn: Evert Jan Eskes, geb. Gorssel 25-2-1788 en Teuntjen Tjoonk, geb. Vorden 5-1-1791. Vader is Jan Eskes, geb. Warnsveld 17-10-1816, die te Vorden trouwt op 22-71836. Hij trouwt in bij zijn bruid Fenneken Klein Bramel, geb. Vorden 12-11814, wonende op Klein Bolderhorst (nr. 103, oud 87) bij haar grootouders Garrit Enzerink en Geesken Top. De ouders van de bruid zijn Marten Klein Bramel, overleden te Vorden 15-4-1815 en Grada Enzerink, 44 jaar, wonende te Enschede. Het eerste kind van het echtpaar Eskes-Klein Bramel is Mina Gerharda Eskes, geboren op 7-11-1836, pas in 1845 komt er een zusje Tonia bij en daarna nog enkele broertjes. Mina Gerharda trouwt te Vorden op 8-3-1861 met Hendrik Jan Steenblik, 32 jaar, geboren te Ruurlo, zoon van Garrit Jan Steenblik, landbouwer te Ruurlo, en wijlen Dina Schieven. De bruidegom vestigt zich ook op Klein Bolderhorst, waar op 30-4-1861 een zoon Derk Steenblik wordt geboren. Hendrik Jan Steenblik was al sinds 1857 knecht bij de familie Eskes op Langkamp en verhuisde met hen naar het erve (Groot) Venhorsting. Hij overleed echter al op 7-5-1861 "bij het huis nr. 121" (d.i. Venhorsting). Mina Gerharda hertrouwt te Vorden op 1-11-1867 met de klompenmaker Derk Jan Eggink, geb. Warnsveld 8-5-1838, zoon van Anthony Eggink en Willemina Keiholt (beide overleden te Warnsveld). Derk Jan Eggink was al in 1863 uit Warnsveld gekomen om als klompenmakersknecht te wonen bij Jan Eskes (geb. 1814) op het Pardijs, deze was klompenmaker, maar later landbouwer. Na het huwelijk vestigde het echtpaar Eggink-Eskes zich in het dorp Vorden op huisnummer A 86 (later 146, 168) aan de Nieuwstad. Zoon Derk Steenblik woonde daarna op verschillende adressen: eerst nog bij zijn moeder, later in Steenderen, bij familie in Vorden, op Klein Bolderhorst, tot hij op 29-11-1888 vertrok naar Hengelo (Gld.). Het echtpaar Eggink kreeg twee kinderen: Johanna Fredrika, geb. 20-10-1868, en Antonie, geb. 22-6-1870. Blijkens het bevolkingsregister is het gezin in augustus 1871 vertrokken naar Noord-Amerika. Uit de brief uit Pella van 4 maart 1872 blijkt dat het dochtertje uit het gezin Eggink op zee is overleden, maar het zoontje Antonie (geb. 22-6-1870) is gezond: "onze Tooneman gaat het goed". Verder wordt in de brief genoemd ''Derk van moeder", waarmee mogelijk haar zoon uit het eerste huwelijk Derk Steenblik wordt bedoeld. De buren waarover zij spreekt moeten allemaal overburen zijn geweest: De brief is gericht aan de familie Olthuijs, Garrit Jan (geb. Vorden 17-1-1837), schoenmaker, gehuwd met Hendrika RosseI, wonende op nummer A 88. Hun enig kind Willem Cornelis (geb. Vorden 6-5-1868) wordt in de brief "uw Willem" genoemd. Hun huis, nogal gewijzigd door splitsing en samenvoeging, moet op de plaats van de huidige nummers 22 en/ of 24 hebben gestaan. Veldhuis zal moeten zijn geweest Jan Hendrik te Velthuis (geb. Eibergen 27-1-1826, gemeenteveldwachter, gehuwd met Gardina Maria Aaijtink uit Vorden. Hij woonde op nummer A 87 bisa (waarschijnlijk een deel van de woning A 87 bis). Hondeling was de smid Gerrit Hendrik Jan Hondelink (geb. Eibergen 19-3-1831, gehuwd met Johanna Schutte uit Vorden, sinds 1864 smid in het pand A 87 bis). Hij werd later als smid opgevolgd door zijn schoonzoon Albert Jan Florijn (gehuwd met Johanna Gerritdina Hondelink), die op zijn beurt door zijn schoonzoon Ab Lettink werd opgevolgd. Tonia die bij 'Fielps' (Philips) in de kamer woont is niet duidelijk. Meijer Philips was buurman van het gezin Eggink en woonde later in hun huis, maar een Tonia wordt niet genoemd. De zuster van Mina Gerharda heette ook Tonia, maar die woonde- althans officieel- tot haar huwelijk in 1887 in haar ouderlijk huis de Kleine Bolderhorst in Delden. De Evert Roewenhorst (Rouwenhorst) moet zijn geweest de man die op 'de Nieuwe Bakker' in Veldwijk woonde, geb. 28-3-1823 te Vorden, gehuwd met Johanna Eggink, geb. Warnsveld 12-12-1834, een zuster van Derk Jan Eggink! Zij vertrokken met enkele kinderen op 22 juli 1872 naar Noord Amerika. De reden van vertrek van de gezinnen Eggink en Rouwenhorst zal geen godsdienstige zijn geweest: beide behoorden tot de Hervormde Kerk. Artikel/onderzoek van J. Eefting gepubliceerd in Vordense Kronyck 1988, maart.

BRIEF VAN MINA GERHARDA EGGINK- ESKES

Pella, den 4 Maart 1872.

Zeer geachte en beminde vrienden Olthuis en vrouw. Nu mijne geliefde ouwde buurlieden, God de Heere geeft mij in het hart om uw een lettertje of wat terug te zenden terwijl ik wel verschuldigt ben aan uw. De brieven van uw in goeden welstand ontvangen en daaruit gezien als dat het uw bijden nog wel gaat en wat ons heel aangenaam is. Wat ons huishouding betreft zijn wij allen God zij dank vris en gezond tot hier toe. Maar geliefden, ook moet ik uw dezen treurigen toestand nog toebrengen dat ik mijn eenigste geliefste dogtertje op de Groote Ociaan den afscheid van moest nemen. De droefheid - kan uw allen ligt begrijpen - is onuitsprekelijk groot. Het is met geen pen te beschrijven zoo een lief kind. En was met den vierden dag gezond en dood. De dokters aan boot zijden het waren kauwde koorsen, maar wij moesten hem missen. Ik heb zijn hantjes gevolen en is ook zoo gestorven. En in al die dagen ook geen woorden van gehad, als een dag voor zijn dood klagen het mij dat het zoo moe was, maar dat was zeker de dood. Maar nuw hoop ik dat het kind er beter aan is als ik het hem kon geven, want het staat tog niet tevergeefs in de Schrift: Laat de kinderkens tot mij komen, en hindert ze niet, want dezulke is het koningrijk der hemelen berijd. Dus het is de wil des Heeren en daar kan en mag men niets tegen doen. Ik hoop dat zij ons is voorgegaan om voor ons allen plaats te berijden. En dan verder hoop en wensch ik dat gij man en gij vrouw er tog na zult leven en zoo het de He ere niet belieft dat wij malkander hier op de weereld weer mogen zien, dan hoop en wens ik dat wij elkander op een volmaken plaats malkander mogen aantreffen. En op die grote rijs toen wij hierheen trokken is het anders - moet ik zeggen - niet tegengevallen, want die geld heef is het rijzen niets en daarbij, wij hebben niet alleen gerij st want de Heere was bij ons en met ons en die heeft onze weggen gekend en daar kan ik den goeden Heer niet genoeg voor danken en bidden. En wat hier de mensen betreft zijn veel godvrezender als bij uw, want hier zijn veel bekeerde menschen, hier is tijd genoeg om uit den Bijbel te spreken en wort ook veel gedaan. Dan verder moet ik uw nog bedanken voor Uw goedheid die gij aan ons betoond heb. Nuw nog een woord, zo mij de Heere het leven mag besparen ben ik weer in een vruchtbaren stand, als alles wel blijft zijn wij met Mei weer een liefkindeken te wagten, en in den tijd daar ik in ben God zij dank goed hart als nog wel eens hoofdpijn. En het staat mij hier redelijk goed aan, maar als ik mijn ouwders en broers en zuster bier had zo uw het wel wat beter gaan. En uw en de andere buurlieden, zooals Veldhuis en Hondeling en Tonia die bij Fielps in de kamer woont, want hier is eten zat en 11 bij uw is wijnig en slegt. Wij eten wat wij willen, wat is nuw toch de Heere mild en goed voor ons. Nu een verzoek, als Evert Roewenhorst overkomt, doe mij dat plijzier en stuurt mij van al uw bloemzaden een wijnig mede en als Velthuis het belieft ook iets van den klimop die voor het huis staat. Wat heb ik toch nuw een goed en makkelijk leven bij als gij. Het kan mij spijten van uw en gij hebt nog een goed leven bij sommigen. Gert de Bakker is ook hart agteruit gegaan nu in een kamer. Schrijf ons tag zeer spoedig terug en schrijf ook eens hoe of het Derk van moeder gaat, of hij goed leert en hoe het met uw Willem gaat. Kompelment van mij en Derk Jan. Onze Tooneman gaat het goed, wij zijn allen dik en vet, gij kent ons niet meer. Kompelment en ook vooral aan mijn ouwders. Kust uw kind voor mij.